Nieuws

Inzicht in buitenstedelijke groenopgave in relatie tot woningbouw

Onderzoek naar ruimtelijke en financiële impact van buitenstedelijk groen

Inzicht in buitenstedelijke groenopgave in relatie tot woningbouw

Nederland staat voor een forse woningbouwopgave. Tot 2050 worden er meer dan 900.000 woningen bijgebouwd. Naast de woningbouwopgave hebben klimaatadaptatie, biodiversiteitsherstel, de energietransitie en de transitie naar natuurinclusieve(re) landbouwvormen ook een grote ruimtevraag. Dit zorgt voor een ongekende druk op de alsmaar schaarser wordende ruimte.

Het is belangrijk om dit niet ten koste te laten gaan van het groen om ons heen, want groen is een waardevol onderdeel van onze leefomgeving. Een groene omgeving is belangrijk voor de mentale en lichamelijke gezondheid, het vermindert hittestress en draagt bij aan een klimaatadaptieve en natuurinclusieve leefomgeving.

De woningbouwopgave waar Nederland voor staat, betekent daarmee ook een groene opgave. Bij groene verstedelijking groeien natuur, recreatie en water mee met de bouw van woningen, infrastructuur en bedrijventerreinen.

Hoe zorg je voor gezonde groei?

Hoe zorgen we voor gezonde groei, waar groen in samenhang met de verstedelijkingsopgave wordt gerealiseerd? Zijn er verschillen tussen steden en tussen provincies? En wat zijn de kosten voor deze groenopgave? Kortom: Wat is de ruimtelijke en financiële impact van de buitenstedelijke groenopgave van verstedelijking tot 2050?

Bureau BUITEN en Flux onderzochten dit in opdracht van Staatsbosbeheer. Het ministerie van LNV heeft mede namens ministerie BZK aan Staatsbosbeheer de opdracht gegeven om de kennisbasis voor de opgave ‘groene verstedelijking’ te verstevigen.

Buitenstedelijke groenopgave in relatie tot woningbouw

Het rapport biedt inzicht in de buitenstedelijke groenopgave in relatie tot woningbouw. Het onderzoek baseert zich op de eerder uitgevoerde 30-stedenstudie en groencriteria uit literatuuronderzoek en richt zich op de ontwikkeling van het buitenstedelijk groen tussen 2022 en 2050. Er wordt onderscheid gemaakt tussen vier groentypen;

  • de ontwikkeling van nieuw uitloopgebied
  • het versterken van bestaande natuur- en recreatiegebieden
  • natuur- en recreatie-inclusieve landbouw
  • de ontwikkeling van groenblauwe verbindingen.

Veelal zal het groen openbaar en toegankelijk zijn. Maar nieuw groen kan ook ten dienste staan van kwetsbare natuur in de directe omgeving van de stad en uitsluitend beleefbaar zijn, bijvoorbeeld vanaf de randen. Om inzicht te verkrijgen in de benodigde financiële en ruimtelijke opgave hebben Flux en Bureau BUITEN de opgave vanuit twee complementerende routes benaderd, een ruimtelijke en een cijfermatige aanpak.

Kansenkaarten

De ruimtelijke aanvliegroute baseert zich op kansenkaarten van de 30 verschillende steden uit de 30-stedenstudie. Op deze kaarten is in beeld gebracht welke kansen verstedelijking biedt voor extra groen- en natuurgebieden rondom de steden. De kansenkaarten zeggen iets over waar het groen (ruimtelijk en qua ambities) mogelijk kan komen. De cijfermatige aanvliegroute gaat uit van criteria voor groen om de stad per woning, waar voor elk huishouden een bepaalde oppervlakte groen gewenst is. In deze studie wordt gerekend met criteria van 350 m2 natuur- en recreatieterrein per woning en met 500 m2 per woning. Deze criteria sluiten aan bij de normen uit de literatuur en de evaluatie van het beleid. De criteria geven inzicht in de hoeveelheid groen die er idealiter zou moeten komen. Door de resultaten van beide aanvliegroutes met elkaar te vergelijken, ontstaat een completer beeld van de groenopgave.

Dit is vervolgens vertaald naar een bandbreedte voor de totale investerings- en beheerkosten voor alle Nederlandse steden. Deze bandbreedte ligt voor de investeringen in groen op 23 tot 37 miljard euro tot 2050. Om een eerlijk beeld te geven van de financiële aspecten van de groene verstedelijking zijn ook jaarlijkse beheerkosten berekend, deze nemen toe tot een bedrag tussen de 316 – 529 miljoen in 2050. Tot slot zijn de investerings- en beheerkosten per provincie inzichtelijk gemaakt.

Regionale aanpak groenopgave nodig

Uit deze studie concluderen we dat voor grote steden, steden boven de 150.000 inwoners in 2050, de opgave groene verstedelijking op regionale schaal bekeken moet worden. Alleen een regionale aanpak van de groenopgave kan ervoor zorgen dat de huidige en toekomstige inwoners voldoende groen in hun nabijheid hebben. Een aanpak gericht op individuele steden of gemeenten, is minder effectief en efficiënt in termen van beschikbaarheid van groen, ruimtegebruik en in inzet van schaarse middelen.

Samenwerking op regionale schaal tussen steden en omliggende gemeenten is daarom essentieel. Dit geldt met name voor de steden in de Randstad. Uit een quick scan van de Zuid-Hollandse steden blijkt dat een deel van de totale groenopgave wordt opgevangen door kleinere steden. Voor het resterende deel van de groenopgave is nog geen ruimte. De behoefte aan groen in de Randstad is, op basis van de geplande woningbouwopgave, groter dan tot nu toe in beeld is. Nader onderzoek naar de ambities voor buitenstedelijk groen in alle gemeenten in de Metropoolregio’s Rotterdam – Den Haag, Amsterdam en Utrecht is nodig om hiervan een gedetailleerder beeld te geven.

Aanbevelingen

Uit het onderzoek komen een aantal aanbevelingen naar voren. Ten eerste om de recreatieve waarde van groen mee te nemen bij de realisatie van andere doelen. Concreet betekent dit dat voorzieningen voor recreatie (paden om te wandelen of te fietsen, bruggen, ontmoetingsplekken) onderdeel moeten zijn van plannen voor o.a. de Europese Kaderrichtlijn Water, de Vogel- en Habitatrichtlijn, de Nationale Bossenstrategie, of de Europese Biodiversiteitsstrategie, de uitwerking van het Nationaal Programma Landelijk Gebied (NPLG) en het Programma Mooi Nederland. Zo wordt efficiënt met de schaarse ruimte omgegaan. Dit geldt ook andersom: houd rekening met de brede maatschappelijke waarde van groen bij de realisatie van recreatieve voorzieningen.

Verschillen grote en kleine steden

De ruimtelijke mogelijkheden van grote en kleine steden verschillen. De mogelijke ingrepen verschillen daarom ook. Bij de grotere steden en metropolitane gebieden is ruimte beperkt en zal er voor een andere strategie gekozen moeten worden dan bij kleinere steden met veel buitengebied. Daarnaast moet rekening gehouden worden met trends op het gebied van recreatie, sport en vrije tijd. Zo is recreatie steeds meer routegebonden, waardoor een belangrijk deel van het groen in de vorm van blauwgroene recreatieve verbindingen gerealiseerd moet worden. Een deel van de behoefte aan groene recreatieruimte kan opgevangen worden door het verbeteren van bestaande groengebieden, hieraan zit echter wel een limiet. Mensen zoeken in het groen de rust op, de recreatieve opvangcapaciteit kan niet eindeloos opgerekt worden. Daarnaast hebben veel recreatiegebieden belangrijke natuurwaarden, waarvoor een bepaalde rust nodig is.

Maak voldoende middelen vrij voor realisatie en beheer

Voor verbetering en uitbreiding van de recreatieve structuur zijn bestaande financieringsbronnen ontoereikend. Wij bevelen aan om hiervoor als Rijk, samen met andere overheden, voldoende middelen vrij te maken voor realisatie en beheer. Uit ander onderzoek blijkt dat slechts een beperkt deel van de benodigde investering gevonden kan worden door koppeling aan andere opgaven en financieringsbronnen in het landelijk gebied en rond de steden. Koppeling aan andere opgaven is onder meer relevant in relatie tot de klimaatopgaven (waterberging), het natuurinclusieve landbouwbeleid, het programma Natuur en stikstofgelden, de Nationale Bossenstrategie, en middelen vanuit volksgezondheid.

Meer informatie?

Lees hier het gehele onderzoek of neem contact op met Anneke van Mispelaar, e-mailadres anneke.van.mispelaar@bureaubuiten.nl.